De externalisering van het EU-migratiebeleid geanalyseerd vanuit het perspectief van migranten – Ellen Desmet en Ruben Wissing

Dit doctoraatsproject benadert het migratiebeleid van de EU vanuit een voor juristen eerder onconventioneel perspectief. Het onderzoekt de gevolgen van dit beleid buiten Europa, in grenslanden zoals Marokko, in combinatie met andere dynamieken ter plaatse. Daar ondervinden veel vluchtelingen en andere gedwongen migranten de gevolgen van het externaliseringsbeleid, ook al zijn ze de EU niet binnengekomen. Met gegevens verzameld door veldwerk in Rabat, Marokko, volgt het project een zogenaamd ‘gebruikersperspectief’. Dat legt de focus op de beleefde ervaringen van migranten, die verder reiken dan het contact met formeel recht. Deze analyse wordt verrijkt door een combinatie van drie disciplinaire invalshoeken:  

  • De traditionele doctrinaire benadering van het internationaal recht; 
  • de politiekwetenschappelijke benadering;
  • de sociojuridische benadering.  

Deze combinatie beoogt een meer genuanceerd beeld te schetsen van de ontmoetingen van migranten met het recht en andere normen en instellingen. Deze analyse kan in de toekomst dienen om beleid en praktijk op het gebied van migratierecht te voeden. 

Het gebruikersperspectief is een methodologie die zich concentreert op de ervaringen van mensen bij het gebruik van het recht. Deze vernieuwende aanpak werd ontwikkeld door de promotor in het kader van mensenrechtenonderzoek. In plaats van de relevantie van het recht zonder meer aan te nemen, houdt het gebruikersperspectief in dit project in dat: 

  • Bevraagd wordt wat personen verstaan onder bescherming, en hoe ze de rol van het recht daarin zien
  • Een analyse gemaakt wordt van een verscheidenheid aan instellingen, normen en discours
  • Een socio-juridische benadering gehanteerd wordt

Het asielrecht is een domein waar dit bijzonder belangrijk is, aangezien migratiebeleid zelden bottom-up wordt ontwikkeld. Door te kijken naar ervaringen van gebruikers met het migratierecht, wordt ook het methodologisch nationalisme – waarbij de focus ligt op natiestaten, vaak van het Globale Noorden – ter discussie gesteld.  

De data werden hoofdzakelijk verzameld tijdens twee maanden veldwerk in Rabat, Marokko, door Ruben Wissing. Daarbij werden 25 sub-Saharaanse migranten geïnterviewd en geobserveerd, hoofdzakelijk binnen de kleine maar uitgesproken gemeenschap van Congolese migranten. De meeste van hen waren in Rabat aangekomen in twee periodes: sommigen waren reeds meer dan 20 jaar in Marokko, anderen waren recenter aangekomen, sinds Marokko in 2013 een nieuw asiel- en migratiebeleid had aangekondigd. Ze hadden ook verschillende verblijfsstatussen en waren om uiteenlopende redenen hun thuislanden ontvlucht: sommigen kunnen als vluchtelingen onder internationaal recht beschouwd worden, anderen als gedwongen migranten ten gevolge van socio-economische dwang.  Acht van de 25 deelnemers waren vrouwen, waarvan 7 alleenstaande moeders. In het algemeen stelde de steekproef ons in staat te focussen op een verscheidenheid aan omstandigheden die hun ervaringen met het recht beïnvloedden. Interviewen en observeren liep vaak in elkaar over, omdat de onderzoeker heel wat tijd in de kleine gemeenschap doorbracht,  waar sommigen over het onderzoek hoorden en graag hun meningen deelden over de kwestie. 

Ons team is van plan terug te keren naar het veld om met de deelnemers aan het onderzoek de bevindingen te bespreken. Contact met Marokkaanse academici, activisten, NGO’s en migrantenverenigingen leverde ook waardevolle informatie en toegang tot de deelnemers aan het onderzoek op. Deze en ander stakeholders, waaronder beleidsmakers, worden ook nog geïnterviewd: zo wordt niet enkel input verkregen van vluchtelingen, maar ook van andere ‘gebruikers’ van het migratierecht. Wat de output betreft, zullen de bevindingen uiteengezet worden in drie internationale academische publicaties : één over het internationaalrechtelijk perspectief, één over de sociojuridische bevindingen, en één over de politiek analyse. 

Aangezien het onderzoek gaat over het externaliseringsbeleid van de EU, is het duidelijk van belang voor Europese instellingen die betrokken zijn bij het migratiebeleid. Het hegemonisch Europese perspectief wordt echter ook ter discussie gesteld. De onderzoeker benadrukt dat het veldwerk een zekere bescheidenheid bijbrengt: waar wetenschappers zichzelf graag als de expert in EU beleid of migratierecht beschouwen, is een portie nederigheid op zijn plaats als je vaststelt dat de ervaring van mensen met het recht veel rijker en complexer is, en dat zij daarin ook een unieke expertise hebben. In die zin kan het onderzoek nuttig zijn voor beleidsmakers in Marokko en andere landen die aan de EU grenzen, die, zoals de onderzoeker benadrukt, hun eigen functionerende wetten en instellingen, hun eigen politieke bewustzijn en hun eigen realiteit hebben.

Het is ook belangrijk om de kwestie van het externe migratiebeleid onder de aandacht te brengen van de Belgische academische wereld, beleidsmakers en het grote publiek. Daarom werd een werkgroep over  de externe dimensie van het EU-migratiebeleid opgericht, samengesteld uit jonge wetenschappers van verschillende universiteiten. Deze multidisciplinaire groep is een plaats waar onderzoekers hun werk kunnen voorstellen en constructief kunnen nadenken over de ontwikkeling van het onderzoek rond dit onderwerp in België. Onderwijs is een andere manier om dit te bereiken. De onderzoeker heeft bijvoorbeeld gastcolleges over dit project gegeven aan de Universiteit Gent in de opleidingsonderdelen ‘Europees en internationaal migratierecht en -beleid’ en ‘Rechtsantropologie’.

In samenwerking met 11.11.11., de Vlaamse Koepel voor internationale solidariteit, en met steun van het Global Minds Fund van de Universiteit Gent, zijn verschillende evenementen georganiseerd om het bewustzijn over het onderwerp te vergroten, gericht op verschillende doelpublieken. In november 2020 vond een PhD Masterclass over de socio-juridische aspecten van het externaliseringsbeleid, onder leiding van prof. Barbara Oomen (Universiteit Utrecht), waarbij jonge onderzoekers hun lopend onderzoek voorstelden. En in juni 2021 werd een onlinedebat voor het brede publiek georganiseerd over het nieuwe EU Migratie-en Asielpact en de mogelijke impact ervan op de EU-Afrika relaties. Daaraan namen  experts deel  van  uit de NGO-wereld in het veld, de officiële ontwikkelingssamenwerking en de academische wereld.Tot slot, zijn er ook plannen voor een conferentie over “Het EU-migratiebeleid en de implicaties ervan voor regionaal en bilateraal beleid, de juridische verantwoordelijkheid van staten voor mensen- en vluchtelingenrechten en, natuurlijk, voorde migranten zelf.” 

Het onderzoek poogt ook op een onconventionele manier invloed uit te oefenen op de beleidsvorming. De centrale vraag is hoe onderzoekers uit het Globale Noorden zich moeten verhouden tot de verschillende belanghebbenden, wanneer ze onderzoek doen naar het Zuiden. Daarbij promoten ze lokale oplossingen en de betrokkenheid van een verscheidenheid aan actoren vanuit een bottom-up perspectief. De banden die zijn aangeknoopt tussen Belgische universiteiten, experts, de praktijk en beleidsmakers hebben ook het potentieel om meer bewustzijn te creëren over de samenwerking tussen onderzoek en praktijk, waarbij de ervaringen van de personen op het terrein centraal staan.  

%d